Wat als de vruchtgebruiker zich niet aan de verplichtingen houdt?
Vruchtgebruik houdt kort gezegd in dat iemand de vruchten mag plukken van het vermogen van een ander. In het erfrecht komt vruchtgebruik regelmatig voor; lees hier meer over de basisuitleg daarvan. In een testament kan een legaat van vruchtgebruik zijn opgenomen. Dat moet dan gewoonlijk na het overlijden worden afgegeven (de afgifte is de officiële overdracht van het vruchtgebruik, bij onroerend goed moet dat met een notariële akte). Gewoonlijk, omdat er uitzonderingen kunnen zijn. Soms kan een legaat niet of niet geheel worden afgegeven omdat er eerst andere schulden uit de erfenis moeten worden betaald en niets of te weinig overblijft.
In het erfrecht krijgen kinderen vaak de ‘blote eigendom’ van de erfenis, of van een deel daarvan, en de langstlevende partner van de erflater het vruchtgebruik. De kinderen zijn dan de ‘hoofdgerechtigde’: zij hebben het eigendom belast met het vruchtgebruik.
Rechten en plichten vruchtgebruik
Het vruchtgebruik leidt er bijvoorbeeld toe dat de vruchtgebruiker in de woning van de overledene (de erflater) mag blijven wonen en de dividenden van zijn beleggingen of de rente van zijn banktegoeden mag gebruiken – al is dat laatste met de huidige rentestand vrijwel niet aan de orde.
Aan dat soort rechten zijn ook plichten verbonden. Zo moet bijvoorbeeld een boedelbeschrijving worden gemaakt, moet de vruchtgebruiker goed op het vermogen passen en moet hij of zij het in stand houden. In het voorbeeld hiervoor: de vruchtgebruiker moet op een goede manier met het huis omgaan (denk aan onderhoud, verzekerd houden etc.) en het banksaldo behouden, alleen eventuele rente mag worden afgeroomd.
Als aan de vruchtgebruiker ook een interingsbevoegdheid is toegekend, dan kan dit anders zijn. Dan mag zij bijvoorbeeld ook het banktegoed zelf gebruiken, al dan niet onder voorwaarden. De exacte rechten en plichten vloeien voort uit het testament in samenhang met de wet. De wet geeft soms de ruimte om af te wijken van een hoofdregel en soms niet.
Wat als de vruchtgebruiker de verplichtingen niet nakomt?
Maar wat gebeurt er als de vruchtgebruiker zich niet aan haar verplichtingen houdt? Wat is het gevolg als zij bijvoorbeeld de woning onbeheerd achterlaat nadat zij is verhuisd of wanneer zij het banktegoed heeft benut voor de aankoop van een nieuwe woning die op haar eigen naam staat? Er gebeurt dan niets, althans niet automatisch. Actie van betrokkenen is vereist. Allereerst natuurlijk door te proberen hierover te overleggen, maar als dat niet werkt, is het goed de opties bij de rechter te kennen.
In de rechtspraktijk is wel eens geprobeerd een einde te maken aan het vruchtgebruik basis van de stelling dat iemand zich niet aan de verplichtingen hield, maar dat soort pogingen slaagden niet. De wet kent die mogelijkheid niet en ook een verdeling vragen bij de rechter behoort niet tot de mogelijkheden.
Wat kan dan wel? Als de vruchtgebruikster in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, dan kan de rechter het vruchtgebruik onder bewind stellen of het beheer aan een ander toekennen. Die ander is dan de eigenaar van de zaken die zijn belast met vruchtgebruik, de “hoofdgerechtigde”. Dat is ook de partij zo’n verzoek kan indienen bij de rechter. Op die manier kan het evenwicht worden hersteld. Van de optie de hoofdgerechtigde het beheer toe te kennen wordt in de praktijk niet snel gebruik gemaakt, omdat die nu juist het conflict met de vruchtgebruikster heeft. Eerder wordt een onafhankelijke partij tot bewindvoerder aangewezen.
Eind goed al goed? Nee, het vruchtgebruik duurt ook daarna voort. De partijen blijven dus toch met elkaar verbonden, nu dan eventueel via de bewindvoerder. De ene bewindvoerder is de andere niet. Het kan raadzaam zijn, met het oog op de toekomst, te bekijken of het vruchtgebruik alsnog in onderling overleg kan worden beëindigd of te bezien of werkafspraken kunnen worden gemaakt die voor alle betrokkenen aanvaardbaar zijn. Mediation kan daarbij goede diensten bewijzen.
Nalatenschapsmediation is overigens ook een goede manier om een in onderling overleg een oplossing te vinden bij problemen rond een vruchtgebruik situatie, juist om een gang naar de rechter te vermijden.