Uitspraak: legaten niet verjaard
Zelfs als een vordering tot het uitbetalen van een legaat verjaard is, kan het zo zijn dat het legaat toch betaald moet worden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover een uitspraak gedaan in een langlopend conflict over een heel oude nalatenschap.
De situatie was als volgt:
In 1986 is oma overleden. Haar drie kinderen hebben samen haar nalatenschap geërfd. In haar testament heeft moeder legaten opgenomen; daarbij legateerde zij geldbedragen aan haar twee dochters. Ook voor haar zoon had zij een legaat opgenomen.
De dochters wisten niet dat hun moeder een testament had gemaakt. Zij hebben een volmacht afgegeven aan hun broer voor de afwikkeling van de nalatenschap. De broer heeft de legaten nooit aan zijn zussen uitgekeerd. Wel heeft hij in de aangifte voor het successierecht (wat nu erfbelasting heet) verklaard dat er geld aan zijn zussen was gelegateerd.
Intussen is de broer overleden, in 2004. Zijn kinderen zijn erfgenaam, de kleinkinderen van oma dus, samen met hun moeder (de schoondochter). Pas in 2014 kregen de zussen een kopie van het testament, waarna hen duidelijk is geworden dat zij nog recht hadden op geld uit de nalatenschap van oma. Zij hebben daarom in 2016 alsnog uitbetaling van de legaten gevorderd. De erfgenamen van hun broer waren het daar niet mee eens, wat leidde tot een proces.
Nadat in 2017 de rechtbank een uitspraak heeft gedaan, heeft nu het Hof deze zaak in hoger beroep beoordeeld. Het Hof komt tot de conclusie dat het niet relevant is of de legaten verjaard waren of niet. Een beroep op de verjaring zou onredelijk zijn, of meer juridisch geformuleerd ‘onaanvaardbaar naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid’.
De zussen hebben de vordering ingesteld binnen een redelijke termijn nadat hen bekend is geworden dat zij nog recht hadden op geld uit de nalatenschap van oma. Uit de aangifte uit 1986 blijkt dat de broer zijn deel wél heeft gekregen, en zijn kinderen hebben niet het tegendeel bewezen. Het zou juist onredelijk zijn als de zussen hun deel niet zouden krijgen.
Ook over de te betalen rente over de geldvordering heeft het Hof een uitspraak gedaan: opzet door de broer is niet bewezen, daarom gaat de rente niet al vanaf 1986 lopen. Wel moet rente betaald worden vanaf het instellen van de vordering in 2016.
De erfgenamen van de broer moeten dan ook een bedrag betalen aan hun tantes / schoonzussen, mét rente vanaf 2016.
Uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 december 2019
nr. 200.226.803/01 (GHARL:2019:10619)
Mediation als alternatief?
Zonder alle details en de onderlinge verhoudingen precies te kennen, lijkt dit een zaak die goed met nalatenschapsmediation opgelost had kunnen worden. Een van de kleinkinderen had met de zussen om tafel kunnen gaan namens de erfgenamen van de broer. Mogelijk was hier veel sneller een oplossing bereikt, met minder ‘familie-schade’.